In de instructie staat o.a.:
1. Ingangsdatum van ItRO nr. 3 is 1 september 2018
2. Certificaten mogen niet meer verlopen zijn
3. Een voorlopig certificaat kan alleen worden verkregen als, na droogzetting en inspectie van casco en veiligheid, is gebleken dat het vaartuig aan alle eisen voldoet. Dit betekent dus ook dat eventuele te keuren tekeningen en schema’s en alle uit te voeren werkzaamheden n.a.v.. geconstateerde afwijkingen moeten zijn uitgevoerd en afgerond.
Een voorlopig certificaat mag pas worden afgegeven nadat het volledige onderzoek met gunstig gevolg is afgerond, en de afgifte van het certificaat nog slechts wacht op de administratieve afhandeling.
Voor reeds vóór 1 september 2018 in behandeling zijnde her-certificeringen geldt een overgangsbepaling tot 1 april 2019. Tot die datum kunnen de al in behandeling zijnde dossiers op de thans gebruikelijke wijze worden afgerond.
Een bewerkte versie van ES-TRIN 2017 (1) Deel II, met o.a. verwijzing naar de diverse overgangsbepalingen, is beschikbaar op de website binnenvaartwet.eu.
Na 30-12-2018 moeten deze schepen volledig voldoen aan de voorschriften die zijn opgenomen in bijlage II ES-TRIN 2017 (1) Ga voor meer informatie naar de website binnenvaartwet.eu.
Voor kleine drijvende werktuigen gebouwd ná 1-1-2009 uitsluitend varend op zone 4 binnen Nederland gelden verlichte eisen Ga hier naar de Checklist certificering kleine drijvende werktuigen en ga hier naar de publicatie Staatscourant.
Echter is er voor eigenaren die willen her-certificeren en waarvan het certificaat niet meer is verlopen dan één certificaatperiode ten tijde van de aanvraag, een overgangsperiode tot 1 februari 2020 van toepassing en kan nog aanspraak worden gemaakt op de overgangsbepalingen.
Kortom: Is het certificaat op het moment van aanvraag ná 1 februari 2020 verlopen, dan dient het vaartuig volledig te voldoen aan alle voorschriften die zijn opgenomen in bijlage II ES-TRIN 2019 (1).
Voor relevante wetgeving ga naar binnenvaartwet.eu.
Geen klaarblijkelijk gevaar
Klaarblijkelijk gevaar, Artikel 8 van de Richtlijn 2006/87/EG
Het begrip “geen klaarblijkelijk gevaar” is van toepassing op vaartuigen, die nieuw onder de genoemde Richtlijn 2006/87/EG vallen en die vóór 30-12-2008 in de vaart waren. Dit betreft pleziervaartuigen L ≥ 20m lang of LxBxT ≥100m³ en drijvende werktuigen gebouwd vóór 2009
De ILenT gaat er van uit dat bij een pleziervaartuig dat in de vaart was vóór 30-12-2008, na 30-12-08 niet ineens sprake zal zijn van een klaarblijkelijk gevaar.
Voor deze schepen wordt een certificaat afgegeven als na gehouden onderzoek vastgesteld wordt dat er géén sprake is van “klaarblijkelijk gevaar”.
Klaarblijkelijk gevaar kan onder andere voorkomen bij:
· Cascosterkte en huiddikte.
· Stuurwerk en stuurmachine (incl. stuurautomaat indien aanwezig)
· Vrij zicht
· Ankerinrichting (operationeel)
· AIS en Marifoonverbinding/bediening
· Gasinstallatie (indien aanwezig)
· Brandveiligheid (handblussers en indien aanwezig vaste blusinstallatie)
· Reddingsmiddelen
· Manoeuvreereigenschappen. Deze kunnen met een proefvaart worden aangetoond.
· Achterstallig of matig onderhoud.
Stabiliteit
Voor vaartuigen die nieuw onder de Richtlijn 2006/87/EG vallen is het begrip “geen klaarblijkelijk gevaar” niet van toepassing voor stabiliteit. De stabiliteit van vaartuigen met hef en/of hijswerktuigen moet te allen tijde voldoen aan de vigerende voorschriften.
2. Vanaf 1 september 2018:
a. Is Instructie aan Certificerende Instellingen (ItRO) nr. 3 van toepassing
b. Kan een schip zonder de vereiste geldige certificaten niet in de vaart zijn
c. Kan afgifte van een voorlopig certificaat alléén als het vaartuig aan alle eisen voldoet
d. Mag nog maar één voorlopig certificaat afgegeven worden met een geldigheidsduur van maximaal 3 maanden.
e. Overgangsbepalingen mogen alléén toegepast worden als er een geldig certificaat is
f. Uitzondering: tot 1 februari 2020 kan nog aanspraak op overgangsbepalingen worden gemaakt indien het vaartuig beschikt over een certificaat dat op het moment van de aanvraag voor her-certificering niet langer dan één certificaatperiode is verlopen.
3. Bestaande pleziervaartuigen en drijvende werktuigen van vóór 1-1-2009 artikel 8 / géén klaarblijkelijk gevaar van toepassing en dienen aan nieuwbouweisen te voldoen.
4. Kleine drijvende werktuigen L ≥ 20m lang of LxBxT ≥100m³, varend op zone 4 in Nederland hebben verlichte eisen (zie Bijlage 3.12 Technische eisen voor kleine drijvende werktuigen als bedoeld in Artikel 3.4, Onderdeel I van de Binnenvaartregeling.
Ga hier naar de publicatie Staatscourant nr. 26269 van 9 mei 2018