Nieuwsbrief December 2020

Wikis > NBKB Nieuwsbrieven > Nieuwsbrieven 2020 > Nieuwsbrief December 2020

Keuren van scheepsonderdelen onder artikel 29 (voormalig art. 8) van Richtlijn (EU) 2016/1629

De TC heeft vastgesteld dat naar aanleiding van een discussie over het stempelen van veiligheidsplannen, het Binnenschepenbesluit weliswaar geen vigerende wetgeving meer is, maar dat dit als naslagwerk gebruikt kan worden bij de inspectie van de betreffende CvO-B schepen. Dit ten gevolge van de manier waarop de Commissie van Deskundigen deze schepen heeft omgezet naar het CBB. Hierbij is de artikel 8 lijst namelijk geen lijst van uitzonderingen die geen klaarblijkelijk gevaar opleveren maar een verschillenlijst” van de huidige wetgeving met het Binnenschepenbesluit waar dus continu naar terugverwezen moet worden om daadwerkelijk te weten waar het schip aan moet voldoen.

In het verlengde hiervan hoeft op basis van artikel 29, lid 3, van Richtlijn (EU 2016/1629) het veiligheidsplan dan ook niet gestempeld te worden. De TC is van mening dat op grond van artikel 29, lid 3, de veiligheidsplannen niet gewaarmerkt hoeven te zijn.

Klassenverklaring

Nieuwbouwcasco’s gebouwd onder toezicht van een door Nederland gemandateerd klassenbureau om namens Nederland certificerende werkzaamheden uit te voeren.

Binnen Europa

We hebben de volgende documenten nodig.

  • klassenverklaring dat het casco onder hun toezicht is gebouwd;
  • de inspectierapporten waarop staat aangegeven dat de klasse surveyor de onderdelen heeft afgenomen, de zgn. “appraisal documents”.

De documenten moeten worden geüpload in BCS.

Er moet door ons altijd een droogstaande inspectie te worden uitgevoerd.

Buiten Europa

We hebben de volgende documenten nodig.

  • klassenverklaring met een stempel of een bevestiging van het klassenbureau in Nederland, waarin zij verklaren dat het casco volgens de klasse-eisen is gebouwd.

De documenten moeten worden geüpload in BCS.

Er moet ook door ons altijd een droogstaande inspectie te worden uitgevoerd.

Standaardzin “verstrekken voorlopig certificaat” op het veiligheidsrapport

Omdat de zin met betrekking tot de afgifte van één voorlopig certificaat, onderaan het inspectierapport, niet duidelijk is, heeft de TC besloten deze te wijzigen in:

Let op! Het is de keuringsinstanties niet toegestaan om meer dan één voorlopig certificaat af te geven. De scheepseigenaar moet er dus voor zorgen dat alle afwijkingen aan het vaartuig zijn opgelost en, indien nodig, de nacontrole en/of het keuren van tekeningen en/of schema’s moeten zijn uitgevoerd. Zodra voornoemde certificerende werkzaamheden zijn uitgevoerd kan er één voorlopig certificaat worden afgegeven en zal de keuringsinstantie de administratieve werkzaamheden zo snel mogelijk afronden zodat de scheepseigenaar het definitieve certificaat, voor het verstrijken van de geldigheidsduur van het voorlopige certificaat, in zijn bezit krijgt.

Motoren op de CESNI lijst

De lijst met goedgekeurde motoren op de CESNI site is aangepast, echter nog niet alle motoren staan erop. Toch houdt ILT deze lijst aan zodat er motoren die gewoon goed zijn niet opgenomen worden op pagina 14. Volgens velen belachelijk: als er een juiste inbouwverklaring en de juiste papieren bij de motor aanwezig zijn, dan zullen zij deze op moeten nemen. Nergens in het Estrin staat dat de motor op een niet volledige lijst van het Estrin moet staan. Zolang wij niet zelf de motoren kunnen invullen zijn wij genoodzaakt de visie van ILT te volgen.

Verlenging overgangsregeling Stage V motoren

De CCR motoren tot 300kW mogen (mede door Corona) een jaar langer, tot 1 juli 2021, worden ingebouwd. De productiedatum wordt echter niet verlengd en blijft vóór 1 januari 2019. Dat betekent dat de motor wel al “op de plank” moet staan. Verklaring van de machinefabriek hoort er dus bij.

 Van CBB zonder Rijn naar CBB met Rijn, als het vaartuig ooit een CvO Rijn heeft gehad

Indien het vaartuig ooit een CvO Rijn heeft gehad en nu een CBB zonder Rijn heeft, dan kan het vaartuig een CBB met Rijn krijgen. De voorwaarde is dat aan alle overgangsbepalingen tot de datum van verlenging van het certificaat wordt voldaan. Het vaartuig krijgt daarna vaargebied “3, 4 + R tot …..”.

Adviesorgaan Traditionele Vaartuigen

In november 2020 is de stichting Adviesorgaan Traditionele Vaartuigen opgericht.
Op dit moment werkt het (nog niet complete) bestuur hard aan het operationeel maken van de stichting, zodat in de loop van 2021 de eerste adviezen beschikbaar kunnen komen. ILT dient de stichting nog te accepteren als erkend deskundige om dergelijke adviezen ook daadwerkelijk te kunnen afgeven.
Mochten er vragen komen om eventueel als Traditioneel vaartuig te worden erkend kunnen jullie mogelijk de eigenaar reeds aan hen doorverwijzen voor het verkrijgen van aanvullende informatie.

Elektrische schema’s zonder stempel aan boord bij “jonge” schepen

Bij schepen gebouwd na 1976 zijn er, als het goed is, gekeurde Elektrische schema`s aan boord. Deze schema’s moeten zijn gestempeld. Indien er aan boord geen schema’s zijn, is dit een probleem van de eigenaar en zullen deze alsnog boven tafel moeten komen of gemaakt moeten worden en gestempeld.

Wanneer er schema’s zijn zonder stempel dan zullen deze alsnog moeten worden gestempeld (en dus ook gekeurd, gezien er niet met zekerheid kan worden gezegd dat de niet gestempelde versie de eventueel goedgekeurde versie betreft).

Geluidsmetingen bij vaartuigen van voor 1976

Omdat er onduidelijkheid was over alternatief 1 en 2 m.b.t. de geluidsmetingen hebben we contact opgenomen met ILT. Hierbij werd het volgende vastgesteld.

De procedure is:

  • Eerste manier van meten. Deze meting wordt ook gebruikt voor schepen die onverkort aan de nieuwbouweisen moeten voldoen.
    • Geluid meten op 95% van het toerental van de motor van het vaartuig. Voldoen alle ruimten aan de eisen dan de exploitatiewijze in het certificaat zetten.
    • Voldoet het vaartuig niet, maar zijn er voldoende slaapplaatsen voor de gevraagde exploitatiewijze, dan de  slaapplaatsen die niet voldoen uitsluiten en onder punt 52 van het certificaat vermelden.
  • Tweede manier van meten. Dit is alternatief 1, zoals omschreven bij de overgangsbepalingen 15.02, lid 5, in het ES-TRIN.
    • Bij het vaststellen of het vaartuig voldoet, kan gebruik worden gemaakt van de overgangsbepalingen van 70 dB(A) voor de slaapplaatsen en 75 dB(A) voor de overige verblijven.
  • Let op! De eigenaar en/of bemanning moeten (aan eventuele handhavers) kunnen aantonen dat er geluid reducerende gehoorbescherming wordt GEBRUIKT waar de geluidsdruk van de slaapplaatsen en de overige verblijven voldoet aan de eisen van de overgangsbepalingen maar hoger is dan de geluideisen, genoemd onder artikel 15.02, lid 5.
    • Vaartuig voldoet aan de overgangsbepalingen bij 95% van het toerental van de motor van het vaartuig. De exploitatiewijze in het certificaat zetten.
    • Voldoet het vaartuig niet aan alle overgangsbepalingen maar er zijn voldoende slaapplaatsen voor de gevraagde exploitatiewijze, dan de slaapplaatsen die niet voldoen uitsluiten en onder punt 52 van het certificaat vermelden.
  • Derde manier van meten. Deze meting zal voornamelijk bij vaartuigen van voor 1976 gebruikte worden. Deze methode wordt omschreven onder ESI-II-5, geluidsmetingen, in het ES-TRIN.
    • Voldoet het vaartuig niet, dan de mix meting toepassen en net zolang meten totdat de gewogen waarden onder de eisen van de overgangsbepalingen vallen. Voldoen alle ruimten aan de overgangsbepalingen dan de exploitatiewijze in het certificaat zetten.
  • Let op! Er moeten minimaal 2 metingen worden genomen op 95% en 82% toerental, respectievelijk 85% en 55% vermogen, waarbij de laagste van deze twee overgenomen wordt bij de andere 2 metingen (anders werkt de formule niet!) zie ook de instructie.
    • Voldoet het vaartuig niet aan alle overgangsbepalingen, zelfs als de mix meting wordt toegepast, maar er zijn voldoende slaapplaatsen voor de gevraagde exploitatiewijze, dan de slaapplaatsen die niet voldoen uitsluiten en onder punt 52 van het certificaat vermelden.
  • In bijna alle gevallen zal bij deze manier van meten de gewenste exploitatievorm in het certificaat worden vermeld. Soms zal een tweede meting moeten worden uitgevoerd, na uitvoer van maatregelen, het aanbrengen van isolatie, om het geluid te reduceren of bij betere (geladen) omstandigheden.
    • Zijn er onvoldoende slaapplaatsen die voldoen aan de overgangsbepalingen bij de mix meting dan dient de exploitatie van het vaartuig te worden gewijzigd, zodat er voor ieder lid van de bemanning een slaapplaats is. Hierbij opletten dat bij de exploitatiewijze A2, de slaapplaatsen worden uitgezonderd die niet voldoen worden uitgesloten en onder punt 52 van het certificaat worden vermeld.
  • Vierde manier van meten. Dit is een uiterste middel en zal weinig tot niet worden toegepast. De eisen staan bij de overgangsbepalingen 15.02, lid 5, in het ES-TRIN.
    • Meting volgens alternatief 2. Hierbij worden de eisen voor de slaapplaatsen 60 dB(A). Indien hier gebruik van wordt gemaakt dan moet dit in het certificaat onder punt 52 worden vermeld, zoals aangegeven bij de overgangsbepalingen.
  • Let op! Als deze methode wordt toegepast, dan moet er wel worden voldaan aan de eisen voor de snelheid en de manoeuvreereigenschappen bij dit lagere toerental

Belangrijk is dat alternatief 1 niet in het certificaat wordt vermeld. De geluidsmeting moet wel aan boord zijn en bij de scheepspapieren bewaard te worden.

 

Let op! De eigenaar en/of bemanning moeten (aan eventuele handhavers) kunnen aantonen dat er geluid reducerende gehoorbescherming GEBRUIKT wordt in de verblijven waar de geluidsdruk te hoog is ten opzichte van de geluideisen.